29.07.2012, 16:08
Als een die, vreemdling in zijn vaderstad,
Na jarenlange reizen wederkeert,
Aarzelend zoekt, de taal van 't land verleerd,
Naar 't ouderhuis het oudbegane pad;
En vreest vervreemd wie met hem heeft verkeerd,
Of hij geen vriend meer en geen broeder had;
Doch wedervindt zijn heele weeldeschat,
In 't hart der zijnen heerlijk ongedeerd;-
Zoo doolde ik vreezend door mijn leven rond,
Zoekend naar 't Huis van Vrede, in 't Liefdeland,
Waar geen mijn weg wist of mijn taal verstond.
Tot gij me, o Liefste! leidde bij de hand
Naar 't huis waar 'k licht en wijn en rozen vond
En vlammengloed van grooten zielebrand.
Na jarenlange reizen wederkeert,
Aarzelend zoekt, de taal van 't land verleerd,
Naar 't ouderhuis het oudbegane pad;
En vreest vervreemd wie met hem heeft verkeerd,
Of hij geen vriend meer en geen broeder had;
Doch wedervindt zijn heele weeldeschat,
In 't hart der zijnen heerlijk ongedeerd;-
Zoo doolde ik vreezend door mijn leven rond,
Zoekend naar 't Huis van Vrede, in 't Liefdeland,
Waar geen mijn weg wist of mijn taal verstond.
Tot gij me, o Liefste! leidde bij de hand
Naar 't huis waar 'k licht en wijn en rozen vond
En vlammengloed van grooten zielebrand.