29.07.2012, 14:58
De zomeravond strooide, uit Gods waranden,
Een rozenregen over 't zeefluweel.
En 't strand van heil, waar blij mijn droomen landden,
Was blozen blond, vol sneeuw van meeuwgespeel.
Als reuzige engelvleuglen overspanden
Blinkende wolken 't heerlijk strand geheel.
En zeegnend, op 't vereen'gen onzer handen,
Viel gouden glorie ons van God ten deel.
Wij traden licht, als tredend niet op de aarde,
De lichte zee langs, in een zee van licht.
En 't is me, o liefste! of ál het licht bewaarde
Dier avondklaarte uw stralend aangezicht,
Of rond uw liefde een heir van geesten waarde,
Waarvoor mijn donkre weemoed dankbaar zwicht.
Een rozenregen over 't zeefluweel.
En 't strand van heil, waar blij mijn droomen landden,
Was blozen blond, vol sneeuw van meeuwgespeel.
Als reuzige engelvleuglen overspanden
Blinkende wolken 't heerlijk strand geheel.
En zeegnend, op 't vereen'gen onzer handen,
Viel gouden glorie ons van God ten deel.
Wij traden licht, als tredend niet op de aarde,
De lichte zee langs, in een zee van licht.
En 't is me, o liefste! of ál het licht bewaarde
Dier avondklaarte uw stralend aangezicht,
Of rond uw liefde een heir van geesten waarde,
Waarvoor mijn donkre weemoed dankbaar zwicht.