.
Mijn hoop was heen, maar 'k droeg mijn lot gelaten,
Rijk in uw liefde en sterk in mijn vertrouwen.
Liefde is geloof voor 't vroom gemoed der vrouwen:
‘Hij is mijn God, hij zal mij niet verlaten.’
'k Wilde u ten lof een marmren tempel bouwen,
Hoog op een heuvel, doel van honderd straten,
Vol geur van hyacinth en aromaten,
En blanke beelden, heerlijk om te aanschouwen.
Nu is mijn leven als een donker water,
Diep in een bosch door vogelen vermeden.
Veel giftig kruid, geen frissche woudbloem staat er.
Kroos dekt den poel waar vroeger zwanen gleden,
'k Hoor, tusschen 't loof, den hoonlach van een sater
En 't zachte klagen van mijn schoon verleden.
Mijn hoop was heen, maar 'k droeg mijn lot gelaten,
Rijk in uw liefde en sterk in mijn vertrouwen.
Liefde is geloof voor 't vroom gemoed der vrouwen:
‘Hij is mijn God, hij zal mij niet verlaten.’
'k Wilde u ten lof een marmren tempel bouwen,
Hoog op een heuvel, doel van honderd straten,
Vol geur van hyacinth en aromaten,
En blanke beelden, heerlijk om te aanschouwen.
Nu is mijn leven als een donker water,
Diep in een bosch door vogelen vermeden.
Veel giftig kruid, geen frissche woudbloem staat er.
Kroos dekt den poel waar vroeger zwanen gleden,
'k Hoor, tusschen 't loof, den hoonlach van een sater
En 't zachte klagen van mijn schoon verleden.