29.07.2012, 14:40
‘Verboden wandeling’.
Als arme kindren, zwervend door het land,
In 't lommer van een lusthof blijven staan,
Waar vijvers vonklen, nachtegalen slaan
En koel groen loover schut voor zonnebrand;
Verlangend turen ze in die donkre laan
En naar dien schat van bloemen, hand in hand,
Vóór 't gulden hek, barvoets, in 't mulle zand,
En spreken niet, maar zuchten diep... en gaan; -
Zoo wijlden vaak mijn wenschen vóór de poort
Van 't Paradijs, en 'k droomde een schoonen droom.
Fel steekt de zon, lang is de weg, 'k moet voort.
'k Zie telkens om naar de ongenoten jeugd.
Mijn hart is zwaar en maakt mijn schreden loom,
En vraagt: - ‘Is vreugde zonde en droefheid deugd?’
Als arme kindren, zwervend door het land,
In 't lommer van een lusthof blijven staan,
Waar vijvers vonklen, nachtegalen slaan
En koel groen loover schut voor zonnebrand;
Verlangend turen ze in die donkre laan
En naar dien schat van bloemen, hand in hand,
Vóór 't gulden hek, barvoets, in 't mulle zand,
En spreken niet, maar zuchten diep... en gaan; -
Zoo wijlden vaak mijn wenschen vóór de poort
Van 't Paradijs, en 'k droomde een schoonen droom.
Fel steekt de zon, lang is de weg, 'k moet voort.
'k Zie telkens om naar de ongenoten jeugd.
Mijn hart is zwaar en maakt mijn schreden loom,
En vraagt: - ‘Is vreugde zonde en droefheid deugd?’