Themabewertung:
  • 0 Bewertung(en) - 0 im Durchschnitt
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
LIEFDE (2)
#1
.

I.

En langs een wand van rotsen, rug aan rug,
Volgde ik een pad verlicht door maan noch zon.
Toen stond ik voor een afgrond en ik kon
Geen handbreed verder en geen stap terug.
En de angst des doods kwam over me, ik begon
Te beven en ik riep : -- « Wie bouwt me een brug? »
En 't ver gebergte gaf mij, hoonend-stug,
Mijn woorden wêer, tot wanhoop mij verwon.
Toen zag ik naast me een marmerbleek gelaat
Met donkere oogen, vonklende in den nacht,
En 'k hoorde een stem, gebiedend, schoon zeer zacht
-- « Zoo ge om mijn hals vertrouwend de armen slaat,
Draag ik u over de' afgrond! » -- Ik dan, als
Een kind, sloeg de armen, zwijgend, om zijn hals.


II.

Ik hoorde 't ruischen van zijn vleugelslag
En anders niet. Toen vroeg ik : --- « Wie zijt gij?
'k Voel me aan uw borst zoo veilig en zoo blij,
Als hadde ik niet geleefd voor dezen dag. D
,Maar zwijgend vloog hij voort naar de andre zij
Van de' afgrond, en ik weende om wat ik zag
1e weemoedswel die in zijne oogen lag
Vloeide over. — « Engel, is die traan voor mij?
En na een wijle sprak -hij : -- « Ja, ik ween
Om wat ge in mijn naam lijden moest weleer
En wéér moet lijden. Zie, hier blijft ge alleen. »
En in een woud liet hij met mij zich nèer,
Sloot met een kus mijne oogen en.... vloog .heen.
En 'k zeeg ter aarde en hoorde en zag niet meer.
Zitieren


Gehe zu:


Benutzer, die gerade dieses Thema anschauen: 1 Gast/Gäste
Forenfarbe auswählen: