26.09.2010, 09:38
Albert Verweij, gij musculeus poëetken,
Die 't Leven dorst te worgen bij des strots
Diepst-inn'gen bloed-vloei, gij, onmenschelijk trotsch,
Daarom niet trotsch, gij, die, voor een klein veetken
Eigenlijk gaan moest in een hard, ruig kleedken,
Steeds boete-doende voor uw ijdlen trots,
Die scheen te wezen, maar niet was, een rots, -
Ge dacht u-zelf te zijn een heel profeetken:
Tracht gij een mensch te worden, die stil-needrig
Hoort naar zijn eigen binnenst en Gods stern,
Die altijd spreekt, schoon we ook in ons onweedrig
Leven ons laf-trots heffen tegen Hem,
Die Goed en Kwaad op de aarde zendt en waarlijk
Is liever een God goedig dan vervaarlijk.
Die 't Leven dorst te worgen bij des strots
Diepst-inn'gen bloed-vloei, gij, onmenschelijk trotsch,
Daarom niet trotsch, gij, die, voor een klein veetken
Eigenlijk gaan moest in een hard, ruig kleedken,
Steeds boete-doende voor uw ijdlen trots,
Die scheen te wezen, maar niet was, een rots, -
Ge dacht u-zelf te zijn een heel profeetken:
Tracht gij een mensch te worden, die stil-needrig
Hoort naar zijn eigen binnenst en Gods stern,
Die altijd spreekt, schoon we ook in ons onweedrig
Leven ons laf-trots heffen tegen Hem,
Die Goed en Kwaad op de aarde zendt en waarlijk
Is liever een God goedig dan vervaarlijk.