26.09.2010, 08:38
De menschen schijnen elkaâr zeer te vreezen,
Daar zij zich steeds maar voor elkaâr versteken
In woorden-weefsels, die geen hart doorbreken,
En in wier schrift geen menschen-hoofd kan lezen.
Zij liegen, die geen leugnaars willen wezen,
En zelfs, wie moedig wil de waarheid spreken,
Hij voelt de waarheid op zijn lippen breken
Vóór 't spreken zelf, - en is als één van dezen.
O, vloek van 't menschlijk woord, dat niet vermag
Der ziele diepst bewegen weêr te geven,
Maar steeds een schijnbeeld om die glorie maalt;
O, vloek, dat menschen-traan en menschen-lach
Diep in ons eigen binnenst blijven beven,
Géén mensch, schóón als zijn Zelf, voor ándren straalt.
Daar zij zich steeds maar voor elkaâr versteken
In woorden-weefsels, die geen hart doorbreken,
En in wier schrift geen menschen-hoofd kan lezen.
Zij liegen, die geen leugnaars willen wezen,
En zelfs, wie moedig wil de waarheid spreken,
Hij voelt de waarheid op zijn lippen breken
Vóór 't spreken zelf, - en is als één van dezen.
O, vloek van 't menschlijk woord, dat niet vermag
Der ziele diepst bewegen weêr te geven,
Maar steeds een schijnbeeld om die glorie maalt;
O, vloek, dat menschen-traan en menschen-lach
Diep in ons eigen binnenst blijven beven,
Géén mensch, schóón als zijn Zelf, voor ándren straalt.