15.03.2007, 14:39
En toen de Man der smart nu onder 't wicht
Des kruises zwichtte, nam een vrome vrouw
Haar sluier af en vaagde, in stillen rouw,
Het bloedig zweet van 't godlijk aangezicht.
En met een wonder loonde hij haar trouw:
Den sluier sierde, omstraald van hemellicht,
Zijn schoon gelaat. Eerst look zij de oogen dicht,
Toen hief zij 't beeld ten hooge en sprak: - ‘Aanschouw!’
En die den Meester minde, knielde in 't stof
En volgde 't wonderteeken, als de vaan
Van wie alleen bleef in d' Olijvenhof.
O beeld van liefde met mijn leed begaan,
Ik breng u wierook, bloemen, lied en lof,
En roep u daag'lijks, in uw tempel, aan.
Des kruises zwichtte, nam een vrome vrouw
Haar sluier af en vaagde, in stillen rouw,
Het bloedig zweet van 't godlijk aangezicht.
En met een wonder loonde hij haar trouw:
Den sluier sierde, omstraald van hemellicht,
Zijn schoon gelaat. Eerst look zij de oogen dicht,
Toen hief zij 't beeld ten hooge en sprak: - ‘Aanschouw!’
En die den Meester minde, knielde in 't stof
En volgde 't wonderteeken, als de vaan
Van wie alleen bleef in d' Olijvenhof.
O beeld van liefde met mijn leed begaan,
Ik breng u wierook, bloemen, lied en lof,
En roep u daag'lijks, in uw tempel, aan.