15.03.2007, 14:27
Ik zocht een bloem, die op de bergen wast.
En aan mijn voeten grijnsde een afgrond, diep
Als wanhoop na een misdaad, en ik riep:
- ‘Wie redt mij?’ 'k Voelde een hand; die greep ik vast.
En over 't zwarte water, dat daar sliep,
Wees mij die hand, als brug, een dennemast.
Ik vroeg: - ‘Hoe draagt die boom ons beider last?’
Hij sprak: - ‘God leeft, die ons voor 't leven schiep.’
Ik zag mijn gids in de oogen; al mijn angst
Verkeerde in zwijgend, liefdevol geloof.
De boomstam kraakte... ik kon niet meer terug,
Toen daalde een dichte nevel - dàt was 't bangst -
Doch hand in hand, ging 't voorwaarts, blind en doof.
Daar landden we aan... en toen eerst brak de brug.
En aan mijn voeten grijnsde een afgrond, diep
Als wanhoop na een misdaad, en ik riep:
- ‘Wie redt mij?’ 'k Voelde een hand; die greep ik vast.
En over 't zwarte water, dat daar sliep,
Wees mij die hand, als brug, een dennemast.
Ik vroeg: - ‘Hoe draagt die boom ons beider last?’
Hij sprak: - ‘God leeft, die ons voor 't leven schiep.’
Ik zag mijn gids in de oogen; al mijn angst
Verkeerde in zwijgend, liefdevol geloof.
De boomstam kraakte... ik kon niet meer terug,
Toen daalde een dichte nevel - dàt was 't bangst -
Doch hand in hand, ging 't voorwaarts, blind en doof.
Daar landden we aan... en toen eerst brak de brug.