15.03.2007, 12:59
'k Heb nu zoo lang de menschen om mij heen
Speelgoed doen zijn, dat 'k liefhad, als een kind
Zijn poppe' en paardjes: - 'k noemde d' een mijn vrind
En kuste de and're mijn zoet-lief-alleen.
En 'k liet ze prate' en hielp elk op de been,
Die pratende omviel, - 'k hoorde heuschgezind
Hun dierbre domheid, - on 'k werd zeer bemind
Door 't poppenvolkje, waar ik één van scheen.
Geen had zijn eigen wil: zij lachten weêr, -
Echt lachen - als ik lachte, en huilden heusch,
Met menschenoogen, als ik huilen wou; -
En 'k moest wel lachen, als ik telken keer
Elk goedig popje, als deê 't naar eigen keus,
Zag doen wat ik liefst had dat 't spelen zou.
Speelgoed doen zijn, dat 'k liefhad, als een kind
Zijn poppe' en paardjes: - 'k noemde d' een mijn vrind
En kuste de and're mijn zoet-lief-alleen.
En 'k liet ze prate' en hielp elk op de been,
Die pratende omviel, - 'k hoorde heuschgezind
Hun dierbre domheid, - on 'k werd zeer bemind
Door 't poppenvolkje, waar ik één van scheen.
Geen had zijn eigen wil: zij lachten weêr, -
Echt lachen - als ik lachte, en huilden heusch,
Met menschenoogen, als ik huilen wou; -
En 'k moest wel lachen, als ik telken keer
Elk goedig popje, als deê 't naar eigen keus,
Zag doen wat ik liefst had dat 't spelen zou.