12.03.2007, 14:25
Zij weten 't wel, die langs de vlieten wonen,
Hoe of elk heet, de vader, die ze voedt,
Die jaar en dag ze drenkt met den koel-zoet,
Levenden stroom en al maar den gewonen
Gang gaat, en al weer weder-brengt den schoonen
Nieuw lent-tijd, na zijn storrem-gang verwoed,
Met 't weder rustig loopen van zijn vloed,
Vreed'g troostend weer der menschen dochtre' en zonen.
Zij zien zijn vliete-spiegling aan hun voet
Ten oirbaar van 't gemeen de wanden schuren,
Daar hij in 't dag-werk huislijk hulp hun doet;
Ze zien de schepen zakken langs zijn vloed,
Die de verre oogst-garv' brengen na rijpe uren;
En Hij is 't die dit al mensch-lievend doet.
Hoe of elk heet, de vader, die ze voedt,
Die jaar en dag ze drenkt met den koel-zoet,
Levenden stroom en al maar den gewonen
Gang gaat, en al weer weder-brengt den schoonen
Nieuw lent-tijd, na zijn storrem-gang verwoed,
Met 't weder rustig loopen van zijn vloed,
Vreed'g troostend weer der menschen dochtre' en zonen.
Zij zien zijn vliete-spiegling aan hun voet
Ten oirbaar van 't gemeen de wanden schuren,
Daar hij in 't dag-werk huislijk hulp hun doet;
Ze zien de schepen zakken langs zijn vloed,
Die de verre oogst-garv' brengen na rijpe uren;
En Hij is 't die dit al mensch-lievend doet.