12.03.2007, 12:23
Door 't raampjen zag ik op de donkre banen,
Hoe van ver 't wit licht scheen langs gladde reelen,
Het vreemd electrisch licht dat als kunstmanen
Was tot lantaarnen voor de kruislings vele
Reislijnen; en ín 't rijtuig in bruingele
Reisjassen Engelschen, Amerikanen,
Of wát landsvolk: zóo lichtgaand dat men wanen
Ovalen zou de wielen: - zoo nu velen
Voerden de waagnen over de aarde; dezen
Die gingen uit verveling ver en zochten
Al wat merkwaardig heet, en enklen die
Voor hunne geld-winst moesten verre wezen,
En mij, wien elk mensch, huis, stad deelen dochten
Van éen groote Éenheid waarnaar 'k altijd zie.
Hoe van ver 't wit licht scheen langs gladde reelen,
Het vreemd electrisch licht dat als kunstmanen
Was tot lantaarnen voor de kruislings vele
Reislijnen; en ín 't rijtuig in bruingele
Reisjassen Engelschen, Amerikanen,
Of wát landsvolk: zóo lichtgaand dat men wanen
Ovalen zou de wielen: - zoo nu velen
Voerden de waagnen over de aarde; dezen
Die gingen uit verveling ver en zochten
Al wat merkwaardig heet, en enklen die
Voor hunne geld-winst moesten verre wezen,
En mij, wien elk mensch, huis, stad deelen dochten
Van éen groote Éenheid waarnaar 'k altijd zie.