26.11.2018, 11:06
II.
Zachte balsem op de twijfelwouden...
Want de gids wenkt links u met den stok:
En als waart ge een uurwerk in een klok,
Windt ge u rond tot de ingang is gevonden.
Maar welke ingang? In wel honderd monden
Rijzen rijen tanden, brok bij brok: -
Plots een luchtvlaag... dan een duw, een slok...
En de Goldfralei heeft u verslonden.
Schemerende aan het eind van nauwe spleten,
Dringt de dag weer langzaam tot u door;
Dan naar boven, tastende in de reten,
En de kilheid suizende u in 't oor; -
Tot ge, op een bank aan den rotswand gezeten,
't Landschap ziet baden in zonnegloor.
Zachte balsem op de twijfelwouden...
Want de gids wenkt links u met den stok:
En als waart ge een uurwerk in een klok,
Windt ge u rond tot de ingang is gevonden.
Maar welke ingang? In wel honderd monden
Rijzen rijen tanden, brok bij brok: -
Plots een luchtvlaag... dan een duw, een slok...
En de Goldfralei heeft u verslonden.
Schemerende aan het eind van nauwe spleten,
Dringt de dag weer langzaam tot u door;
Dan naar boven, tastende in de reten,
En de kilheid suizende u in 't oor; -
Tot ge, op een bank aan den rotswand gezeten,
't Landschap ziet baden in zonnegloor.