18.08.2012, 13:05
C. Loeff
fl. 1923
Schaduw.
Door gouden reeks zich schakelende dagen,
Wier stralend snoer mijn lichte leven is,
Voer 'k met mij steeds het doffe, stille knagen
Van nimmermoede pijn om het gemis
Van ééne vreugd; een onbevredigd vragen
En duist'ren drang naar weelde, die ik gis;
Begeerten, tot vervulling nooit voldragen,
Die 't hart bezwaren met haar duisternis.
Zooals een vogel, die op stille vlerken
Voort-drijvend, zwart is tegen lichte lucht,
Doellooze zwerver, zwevend op zijn sterke
Wijduit-gespreide, schaduw-duistre vlucht,
Draag ik mijn hart door 's levens lichte perken,
Verdonkerd door een nooit vervulde zucht.
fl. 1923
Schaduw.
Door gouden reeks zich schakelende dagen,
Wier stralend snoer mijn lichte leven is,
Voer 'k met mij steeds het doffe, stille knagen
Van nimmermoede pijn om het gemis
Van ééne vreugd; een onbevredigd vragen
En duist'ren drang naar weelde, die ik gis;
Begeerten, tot vervulling nooit voldragen,
Die 't hart bezwaren met haar duisternis.
Zooals een vogel, die op stille vlerken
Voort-drijvend, zwart is tegen lichte lucht,
Doellooze zwerver, zwevend op zijn sterke
Wijduit-gespreide, schaduw-duistre vlucht,
Draag ik mijn hart door 's levens lichte perken,
Verdonkerd door een nooit vervulde zucht.