26.11.2018, 12:06
V.
Op een rotsblok onder beuketakken,
Aan den rand van 't dondrend stroomgeluid,
Spreidt de gids het tafellaken uit,
En ontrollen we onze boterampakken.
't Zware brood, voor stoeren maag gebakken,
Wordt ontdaan van de al te harde huid:
Moselblümchen, 't geurig wijnbergkruid,
Zwemt weldra rond broze wijnbergslakken.
En, als wijlen Werther, laat 'k mijn beenen
Bengelen van den harden, vochten rots: -
Duizend blauwe klokjes, tusschen steenen,
Buigen diep zich over 't stroomgeklots...
Ach, als Werther, hier een poos te weenen!...
Maar mijn gids lacht guitig - vindt 't iets zots.
Op een rotsblok onder beuketakken,
Aan den rand van 't dondrend stroomgeluid,
Spreidt de gids het tafellaken uit,
En ontrollen we onze boterampakken.
't Zware brood, voor stoeren maag gebakken,
Wordt ontdaan van de al te harde huid:
Moselblümchen, 't geurig wijnbergkruid,
Zwemt weldra rond broze wijnbergslakken.
En, als wijlen Werther, laat 'k mijn beenen
Bengelen van den harden, vochten rots: -
Duizend blauwe klokjes, tusschen steenen,
Buigen diep zich over 't stroomgeklots...
Ach, als Werther, hier een poos te weenen!...
Maar mijn gids lacht guitig - vindt 't iets zots.