Carel Scharten
1878-1950 Niederlande
Reinheid.
Aan m'n Moeder.
Dien dag, toen mij een boeren-meisje bracht
Een schort-vol bloemen, rood en paars en geel,
En vriend'lijk lachend zei: ‘Is het niet veel?’
En 'k blij 't kind dankte, toch - heel even dacht:
‘Hoe bont en grof!’ - maar dan, wat groen en zacht-
-Getinte kelken plukte' op fijnen steel
En die daartusschen schikte, zoodat heel
't Leel'ke vervloeide' in reine kleuren-pracht -
Toen zag ik in, dat blanke reinheid niet
Moet gaan door 't leven als een stille non -
Maar in 'n zacht-lichtend kleed, zingend een lied
Van blij geluk, opdat ze d'aarde een zon
Van juichend leven zij, en z' overgiet
Met stroomen teer-goud licht, een hemelbron!
1878-1950 Niederlande
Reinheid.
Aan m'n Moeder.
Dien dag, toen mij een boeren-meisje bracht
Een schort-vol bloemen, rood en paars en geel,
En vriend'lijk lachend zei: ‘Is het niet veel?’
En 'k blij 't kind dankte, toch - heel even dacht:
‘Hoe bont en grof!’ - maar dan, wat groen en zacht-
-Getinte kelken plukte' op fijnen steel
En die daartusschen schikte, zoodat heel
't Leel'ke vervloeide' in reine kleuren-pracht -
Toen zag ik in, dat blanke reinheid niet
Moet gaan door 't leven als een stille non -
Maar in 'n zacht-lichtend kleed, zingend een lied
Van blij geluk, opdat ze d'aarde een zon
Van juichend leven zij, en z' overgiet
Met stroomen teer-goud licht, een hemelbron!