29.07.2012, 13:57
.
Toen kwam tot mij een kind met smeekende armen,
Doodsbleek en weenend en haar naam was Weemoed.
Zoet klonk haar stem, gelijk muziek die leed doet,
En 'k nam haar aan mijn boezem uit erbarmen.
Eerst was 't een lichte last: een kind dat mee moet
En moeder opneemt, 'k trachtte 't zacht te warmen.
Toen werd zij zwaar, mijn kracht voelde ik verarmen.
Behekste 't kind mij, als een booze fee doet?
En áltoos moet ik nu mijn Weemoed dragen:
Ze is éen met mij, gelijk in oude sagen.
O mocht ik haar vermoorden, maar ik mag 't niet!
Wee mij! dáárom wordt elke zang een weeklacht.
Eer 'k neerzijg om te sterven, wijkt mijn vracht niet
En Zij lacht hoonend, tot mijn wanhoop meelacht.
Toen kwam tot mij een kind met smeekende armen,
Doodsbleek en weenend en haar naam was Weemoed.
Zoet klonk haar stem, gelijk muziek die leed doet,
En 'k nam haar aan mijn boezem uit erbarmen.
Eerst was 't een lichte last: een kind dat mee moet
En moeder opneemt, 'k trachtte 't zacht te warmen.
Toen werd zij zwaar, mijn kracht voelde ik verarmen.
Behekste 't kind mij, als een booze fee doet?
En áltoos moet ik nu mijn Weemoed dragen:
Ze is éen met mij, gelijk in oude sagen.
O mocht ik haar vermoorden, maar ik mag 't niet!
Wee mij! dáárom wordt elke zang een weeklacht.
Eer 'k neerzijg om te sterven, wijkt mijn vracht niet
En Zij lacht hoonend, tot mijn wanhoop meelacht.