18.08.2012, 17:22
Cateau Damme
fl. 1901
Lente.
Weer staan belooverd, bloesemblank de boomen,
Weer zijn de landen ruig van warrig kruid,
Dat kringlend zich om stronk en bermen sluit,
De weien groen en goud met blauwe zoomen;
En vooglenlied en zang van wind en stroomen
Vloeien weer samen tot één blij geluid,
Dat breekt in jubelgolven daavrend uit,
Een drift van levensvreugde niet te toomen.
Voor zóó sterk leven, voor zóó klaren dag
Moet wijken al wat ziek en kwijnend lag;
Waar heel een schepping juicht in zelf-bevrijden,
Gaan stil mijn smartgedachten henen glijden;
Ik zie ze na - en hef het hoofd, en lach -
't Is al zóó licht! ik kàn niet langer lijden.
fl. 1901
Lente.
Weer staan belooverd, bloesemblank de boomen,
Weer zijn de landen ruig van warrig kruid,
Dat kringlend zich om stronk en bermen sluit,
De weien groen en goud met blauwe zoomen;
En vooglenlied en zang van wind en stroomen
Vloeien weer samen tot één blij geluid,
Dat breekt in jubelgolven daavrend uit,
Een drift van levensvreugde niet te toomen.
Voor zóó sterk leven, voor zóó klaren dag
Moet wijken al wat ziek en kwijnend lag;
Waar heel een schepping juicht in zelf-bevrijden,
Gaan stil mijn smartgedachten henen glijden;
Ik zie ze na - en hef het hoofd, en lach -
't Is al zóó licht! ik kàn niet langer lijden.