15.08.2012, 17:45
Door 't prachtig water rilden dunne reven,
daar luidloos roeiers dreven in hun boot.
Hoe helder spiegelde 't oranjerood
der lucht erin, waartegen hoog geheven
de wimpel van een schip; hoe duidlik sloot
dat in zijn ronding 't donker beeld van even
bewogen grasrand, wijl in 't blauwe dood
van verte nauw bleef enkle molen leven!
De gele scheepslamp leek een innig oog,
dat had aan teder mooi zich zat gedronken
van nat, waarachter zon was neergezonken,
't zeil te benijden dromer, toen het toog
traag naar zijn doel bij de eerste sterrevonken,
daar die 't roer draaide rustdag was geslonken.
daar luidloos roeiers dreven in hun boot.
Hoe helder spiegelde 't oranjerood
der lucht erin, waartegen hoog geheven
de wimpel van een schip; hoe duidlik sloot
dat in zijn ronding 't donker beeld van even
bewogen grasrand, wijl in 't blauwe dood
van verte nauw bleef enkle molen leven!
De gele scheepslamp leek een innig oog,
dat had aan teder mooi zich zat gedronken
van nat, waarachter zon was neergezonken,
't zeil te benijden dromer, toen het toog
traag naar zijn doel bij de eerste sterrevonken,
daar die 't roer draaide rustdag was geslonken.