12.08.2012, 15:07
L.S. Hijlsma
Dichter
Niet uit mij-zelf heb ik mijn vlucht genomen,
Noch straalt dit bleek en eens zoo koud gezicht
Aanminnig, of mijn weg door zaal'ge droomen
Mij voerde, met een vers als lieve plicht; - -
Neen, mijn is 't pad dier myriade atomen
Der Zonne, went'lende om het eeuwig licht,
Wier banen, rond háár middenpunt gericht,
Door Haar alleen heur vliên of naderkomen.
Geen lach ombloeit, geen traan ontsiert mijn wangen,
Noch wordt dit harte zacht in slaap gesust; - -
Neen, voort zijn lach, èn traan, èn zoete zangen:
Want sinds ZIJ eens mij 't voorhoofd heeft gekust,
Stierf al mijn vreugd', mijn smart, tot één verlangen,
Is heel mijn ziel één rustelooze rust.
Dichter
Niet uit mij-zelf heb ik mijn vlucht genomen,
Noch straalt dit bleek en eens zoo koud gezicht
Aanminnig, of mijn weg door zaal'ge droomen
Mij voerde, met een vers als lieve plicht; - -
Neen, mijn is 't pad dier myriade atomen
Der Zonne, went'lende om het eeuwig licht,
Wier banen, rond háár middenpunt gericht,
Door Haar alleen heur vliên of naderkomen.
Geen lach ombloeit, geen traan ontsiert mijn wangen,
Noch wordt dit harte zacht in slaap gesust; - -
Neen, voort zijn lach, èn traan, èn zoete zangen:
Want sinds ZIJ eens mij 't voorhoofd heeft gekust,
Stierf al mijn vreugd', mijn smart, tot één verlangen,
Is heel mijn ziel één rustelooze rust.