13.08.2012, 16:32
Een wolk van weemoed drijft door mijn gedachte,
Dat er zoo lange jaren zijn vergaan,
Voor dat ik wist het wezen te bestaan,
Waarnaar mijn vurig hart verlangend smachtte.
En vreemden ziet mijn oog benijdend aan,
Die 't schoone aanschouwden, maar het licht niet achten,
Het godsgeschenk, dat hun de goden brachten
In donkre onwetendheid zijn langs gegaan.
Maar welk een jubel overstemt mijn leed,
Waar ik deze armen, die het licht niet kenden,
Als blindgeboor'nen op de wereld weet,
En gij dat zongelijke licht wilt zenden
Uit zaligste oogen, tot der dagen ende
Aan 't wezen, dat in uw nabijheid treedt.
Dat er zoo lange jaren zijn vergaan,
Voor dat ik wist het wezen te bestaan,
Waarnaar mijn vurig hart verlangend smachtte.
En vreemden ziet mijn oog benijdend aan,
Die 't schoone aanschouwden, maar het licht niet achten,
Het godsgeschenk, dat hun de goden brachten
In donkre onwetendheid zijn langs gegaan.
Maar welk een jubel overstemt mijn leed,
Waar ik deze armen, die het licht niet kenden,
Als blindgeboor'nen op de wereld weet,
En gij dat zongelijke licht wilt zenden
Uit zaligste oogen, tot der dagen ende
Aan 't wezen, dat in uw nabijheid treedt.