26.11.2018, 18:07
.
‘Ik ben der dingen hen passende staat,
de ijlheid der lucht, de zachtheid van de bede
de glans der oogen, de fierheid der leden,
en de adel van 't menschelijk gelaat.
Ik ben de liefde van de ziel; ik laat
niet af van haar met deze te bekleeden
want de haar passende staat is het rede-
lijk lieven van wat is, en niet vergaat.
En als de ziel zooveel van mij bevat
dat al haar gedachten gedrenkt met deze
liefde zijn, als met geur elk rozeblad -
dan heeft zij hare vleugelen gespreid
en is geheel haar eigelijke wezen
volgroeid. En dit is gelukzaligheid.’
‘Ik ben der dingen hen passende staat,
de ijlheid der lucht, de zachtheid van de bede
de glans der oogen, de fierheid der leden,
en de adel van 't menschelijk gelaat.
Ik ben de liefde van de ziel; ik laat
niet af van haar met deze te bekleeden
want de haar passende staat is het rede-
lijk lieven van wat is, en niet vergaat.
En als de ziel zooveel van mij bevat
dat al haar gedachten gedrenkt met deze
liefde zijn, als met geur elk rozeblad -
dan heeft zij hare vleugelen gespreid
en is geheel haar eigelijke wezen
volgroeid. En dit is gelukzaligheid.’