Willem de Mérode
1887 - 1939 Niederlande
De bekoring.
Daags lag hij voor het zonwarm raam te droomen
En 's avonds staarde hij in 't vlammend vuur,
Of zag de schaduws dansen op den muur,
Een duivelsche verschrikking voor de vromen.
En door zijn bloed ging de bekoring heen,
Om al het booze in zijn hart te laten:
Geheime lusten en venijnig haten,
En al wat anderen verstoring scheen.
Maar 's morgens, als door ramen wit bevroren
Het koude licht, zoo zuiverlijk geboren,
Naar 't diepe midden van zijn oogen zonk,
Dacht hij aan God en alle goede heiligen,
Die tegen satans listen ons beveiligen,
En bad, en wist niet dat zijn aanzicht blonk.
1887 - 1939 Niederlande
De bekoring.
Daags lag hij voor het zonwarm raam te droomen
En 's avonds staarde hij in 't vlammend vuur,
Of zag de schaduws dansen op den muur,
Een duivelsche verschrikking voor de vromen.
En door zijn bloed ging de bekoring heen,
Om al het booze in zijn hart te laten:
Geheime lusten en venijnig haten,
En al wat anderen verstoring scheen.
Maar 's morgens, als door ramen wit bevroren
Het koude licht, zoo zuiverlijk geboren,
Naar 't diepe midden van zijn oogen zonk,
Dacht hij aan God en alle goede heiligen,
Die tegen satans listen ons beveiligen,
En bad, en wist niet dat zijn aanzicht blonk.