10.04.2025, 11:54
Romeinsche sonnetten
Eros.
I.
Vaticaan.
Een regendag: grauw zeefde somber duistren
Uw galerij, geheel verlaten, binnen.
Hoe lang, o Weemoedsliefde, hebt mijn zinnen
Gij zwijgend toen omboeid in tooverkluistren!
'k Zag u zóo lang aan, dat mijn lippen fluistren
Aanvingen, schoon 'k geen schroom kon overwinnen:
Stilzwijgende als gijzelve bleef 'k beminnen
En 'k zag den donkren dag in ùw glans luistren!
Gij straalt van liefde, maar van weemoeds lijden
Schaduwt gij dof, en zóo verwant mijn liefde
Voel ik dat glans- en donkre schaduw spreiden,
Dat 'k u geheel begreep, toen gij mij zeide:
- Wat in mijn zaligheid zoo smartlijk griefde,
Wilde ik nooit missen: wee en wellust beiden....
Eros.
I.
Vaticaan.
Een regendag: grauw zeefde somber duistren
Uw galerij, geheel verlaten, binnen.
Hoe lang, o Weemoedsliefde, hebt mijn zinnen
Gij zwijgend toen omboeid in tooverkluistren!
'k Zag u zóo lang aan, dat mijn lippen fluistren
Aanvingen, schoon 'k geen schroom kon overwinnen:
Stilzwijgende als gijzelve bleef 'k beminnen
En 'k zag den donkren dag in ùw glans luistren!
Gij straalt van liefde, maar van weemoeds lijden
Schaduwt gij dof, en zóo verwant mijn liefde
Voel ik dat glans- en donkre schaduw spreiden,
Dat 'k u geheel begreep, toen gij mij zeide:
- Wat in mijn zaligheid zoo smartlijk griefde,
Wilde ik nooit missen: wee en wellust beiden....
Der Anspruch ihn auszudrücken, schärft auch den Eindruck.