18.08.2012, 00:02
Onder mijn huid leeft een gevangen dier
Dat wild beweegt en zich naar buiten bijt.
Zijn donker bloed bonst, zijn gedrongen spier
Siddert van kramp in zijn gebondenheid.
Totdat zijn pijn warm door mijn lichaam glijdt
En dwingt naar 't worden van gebaren, wier
Beheerschte haast en vastgehouden zwier
Zijn vaart ontspant en deinzende bevrijdt.
Men moet gepoederd zijn, dat in 't gelaat
Alleen het zwart der openschroeiende oogen
Den waanzin van 't verbijsterd beest verraadt.
De mond moet, roodgeverfd en opgebogen,
Goddelijk trotsch zijn, dat ze weten laat
Dat zich haar breede lach heeft volgezogen.
Dat wild beweegt en zich naar buiten bijt.
Zijn donker bloed bonst, zijn gedrongen spier
Siddert van kramp in zijn gebondenheid.
Totdat zijn pijn warm door mijn lichaam glijdt
En dwingt naar 't worden van gebaren, wier
Beheerschte haast en vastgehouden zwier
Zijn vaart ontspant en deinzende bevrijdt.
Men moet gepoederd zijn, dat in 't gelaat
Alleen het zwart der openschroeiende oogen
Den waanzin van 't verbijsterd beest verraadt.
De mond moet, roodgeverfd en opgebogen,
Goddelijk trotsch zijn, dat ze weten laat
Dat zich haar breede lach heeft volgezogen.