17.08.2012, 10:39
Als menschen lachen die 's nachts iets vreemds vreezen,
Lachten wij na den slag met koud gelaat.
Ik riep: ‘Het zal een moede vogel wezen
Die door de nachtwind tegen 't venster slaat.’
Er vloog een schaduw langs het glas met smal
Geklap van natte vlerken aan de ruiten,
En viel toen vormloos als een zwarte bal
Omlaag. En 't floot, en 't waaide, en 't kraakte buiten.
Maar tot glinsterend ijs bevroren schoof
De nacht kreunend langs 't hooge raam, waarvoor
De lange vlammen van de kaarsen vluchtten -
De glazen lagen stuk tusschen de vruchten.
Als harde sneeuw blonk 't tafellaken door
Verwarde weelde van kristal en loof.
Lachten wij na den slag met koud gelaat.
Ik riep: ‘Het zal een moede vogel wezen
Die door de nachtwind tegen 't venster slaat.’
Er vloog een schaduw langs het glas met smal
Geklap van natte vlerken aan de ruiten,
En viel toen vormloos als een zwarte bal
Omlaag. En 't floot, en 't waaide, en 't kraakte buiten.
Maar tot glinsterend ijs bevroren schoof
De nacht kreunend langs 't hooge raam, waarvoor
De lange vlammen van de kaarsen vluchtten -
De glazen lagen stuk tusschen de vruchten.
Als harde sneeuw blonk 't tafellaken door
Verwarde weelde van kristal en loof.