02.08.2012, 19:06
.
O 't bleeke beeld van d' armen blonden jongen,
Den zwakken jongen, wien zijn moeder sloeg
En dien 'k, uit meelij, mee te spelen vroeg,
In 't zonnig tuintje waar de meerlen zongen!
Die tengre jongen, die zijn droefheid droeg
Gelijk een held: wen mij in de oogen sprongen
De meelijtranen, loech hij zelfbedwongen,
Doch 't leed des levens leerde hij te vroeg.
- ‘Arm kind, je bloedt!’ - ‘Een schram - ik ben gevallen.’
Hij weerde fier mijn meelijkussen af. -
Flink op den tuinmuur bonsden onze ballen.
Doch in die ziel, als in een donker graf,
Lag doode liefde en spel noch vogelschallen
Deed hem vergeten wat hij nooit vergaf.
O 't bleeke beeld van d' armen blonden jongen,
Den zwakken jongen, wien zijn moeder sloeg
En dien 'k, uit meelij, mee te spelen vroeg,
In 't zonnig tuintje waar de meerlen zongen!
Die tengre jongen, die zijn droefheid droeg
Gelijk een held: wen mij in de oogen sprongen
De meelijtranen, loech hij zelfbedwongen,
Doch 't leed des levens leerde hij te vroeg.
- ‘Arm kind, je bloedt!’ - ‘Een schram - ik ben gevallen.’
Hij weerde fier mijn meelijkussen af. -
Flink op den tuinmuur bonsden onze ballen.
Doch in die ziel, als in een donker graf,
Lag doode liefde en spel noch vogelschallen
Deed hem vergeten wat hij nooit vergaf.