02.08.2012, 17:49
.
Als een arm kind, dat, in een donkre slop,
Den blijden blauwen zomerdag vertreurt,
Naar 't spleetje hemel tusschen daken beurt
Zijn hoofdje, zwaar van pijn en koortsgeklop,
Waar ziek verlang een zeurig liedje in neurt,
Tot stille tranen vloeien, drop na drop,
Zich troosten laat met schuimend bellensop,
Dat moeders waschkuip zevenvervig kleurt:
Hij blaast de wangen bol en laat dan vrij
De mooie zeepbel drijven in de lucht; -
Zoo vind ik troost in even broos genucht
En rijmebellen blaas ik, kinderblij,
Waar teeder wemelt, rond een levenszucht,
Het droomenschoon van droeve mijmerij.
Als een arm kind, dat, in een donkre slop,
Den blijden blauwen zomerdag vertreurt,
Naar 't spleetje hemel tusschen daken beurt
Zijn hoofdje, zwaar van pijn en koortsgeklop,
Waar ziek verlang een zeurig liedje in neurt,
Tot stille tranen vloeien, drop na drop,
Zich troosten laat met schuimend bellensop,
Dat moeders waschkuip zevenvervig kleurt:
Hij blaast de wangen bol en laat dan vrij
De mooie zeepbel drijven in de lucht; -
Zoo vind ik troost in even broos genucht
En rijmebellen blaas ik, kinderblij,
Waar teeder wemelt, rond een levenszucht,
Het droomenschoon van droeve mijmerij.