![]() |
Stoppelaar, J.J. de: Vier sonnetten van Tristan en Isolde (4) - Druckversion +- Sonett-Forum (https://sonett-archiv.com/forum) +-- Forum: Sonett-Archiv (https://sonett-archiv.com/forum/forumdisplay.php?fid=126) +--- Forum: Sonette aus germanischen Sprachen (https://sonett-archiv.com/forum/forumdisplay.php?fid=394) +---- Forum: Niederländische Sonette (https://sonett-archiv.com/forum/forumdisplay.php?fid=825) +----- Forum: ND-Autoren RS (https://sonett-archiv.com/forum/forumdisplay.php?fid=1217) +----- Thema: Stoppelaar, J.J. de: Vier sonnetten van Tristan en Isolde (4) (/showthread.php?tid=21915) |
Stoppelaar, J.J. de: Vier sonnetten van Tristan en Isolde (4) - ZaunköniG - 18.08.2012 J.J. de Stoppelaar 1884 - 1945 Vier sonnetten van Tristan en Isolde I Tristans moeder Zij weende niet, zij klaagde niet, maar bood Met al haar krachten weerstand aan 't verlangen Om hem, haar lief, te volgen in den dood. Hoe werden wit de rozen van haar wangen! Maar toen zij 't kind, in de enkle nacht ontvangen, Voor 't allereerst aan hare boezem sloot, Voor 't allerlaatst nog aan haar hart mocht prangen, Sprak zij de woorden van haar laatste nood: ‘Tot in den dood bedroefd heb ik gedragen, Tot in den dood bedroefd voor dit kort loon Moest ik uw leên mijn zwakke leden wagen. O, mijn arm kind, o, bloeme van mijn smart.’’ Toen zeide zij zijn naam: ‘Tristan, mijn zoon’. En kuste zijnen mond; toen brak haar hart. II Aan 't strand Tot driemaal toe woei op de wind uit zee Het woedend loeien van een woeste kreet.... De meeuwen vlogen laag en telkens sneed Hun schreeuwen door de mist van angst en wee. Tot driemaal toe rees dan de wanhoop mee Van duizend vrouwen duizend mannen leed En waar de golfslag aan het strand vergleed Weenden de watren van de groote zee. Toen spleet opeens de wind de nevelwolk, Toen loech de zon zijn glimlach op de vloed. En duizend oogen zagen 't zeil van bloed Dat uit de golven rees....Hoe weende 't volk.... Maar plotsling juichte een hooge kinderstem: ‘'t Is Tristan, 't is de held, o, zie naar Hem!’ III Tristans krankheid De goede golven droegen hem zoo loom, Omvingen 't zeilenlooze schip zoo vast En dreven zacht hun doodlijkzwakken last Als door de nevlen van een bleeke droom. En al de watren van den sterken stroom Hebben voorzichtig golf bij golf getast Om 't stuurloos schip en hunnen kranken gast Te leiden tot een eindlijk wellekoom. En zeven nachten duurde deze reis, En zeven dagen lagen bleek en grijs Over de stilte van de groote zee. Totdat de morgen van de laatste nacht Hem in de armen van die eene bracht, Die hem tot liefde werd en eindloos wee. IV Tristan voor de ridders van Ierland En honderd handen sloegen aan de zwaarden En honderd stemmen scholden in een kreet Zijn diepverachte naam om 't oude leed. En 't was de haat die uit hun oogen staarde. 't Is Tristan van Loönnois, wiens slagzwaardschaarde In Morhouts edel voorhoofd stak en 't spleet. 't Is Tristan van Loönnois, dien God ons spaarde En in ons wrekershanden vallen deed.’’ Maar hij, de held, stond voor de gramme bende En leunend op het zwaard, waar 'n schaarde ontbrak, Zag hij Háár aan, wier schoon gelaat zich wendde Naar zijn stilblinkende oogen, en zij sprak: ‘O, vader, vader,’ en zij hiéf haar stem.... En Ierlands koning rees en kuste hem. |