27.11.2018, 09:56
I
Ik stoot mijn venster open,... allerwegen
ligt het verklaarde land in morgens koel gewaad,
de kloosterbel tampt zijnen goeden zegen,
die door de ochtend-stilt' zijn bronzen uren slaat.
Een vroege man, die aan de akkerlanden staat,
is als een schim, roerloos der aarde toe-genegen,
om hem zijn àl geluiden stil-gezwegen,
wanneer zijn vaste voet langs verre wegen gaat.
Wat is dit goed, ik sta, een eenzaam kind,
en breid mijn handen naar den hemel heen,
het is me of in de jaren, die vergleên,
ik ging als levenloos, bleek en verblind,
wist niet wat ik in mijne beên
nog zocht, een ander in het leven vindt.
Ik stoot mijn venster open,... allerwegen
ligt het verklaarde land in morgens koel gewaad,
de kloosterbel tampt zijnen goeden zegen,
die door de ochtend-stilt' zijn bronzen uren slaat.
Een vroege man, die aan de akkerlanden staat,
is als een schim, roerloos der aarde toe-genegen,
om hem zijn àl geluiden stil-gezwegen,
wanneer zijn vaste voet langs verre wegen gaat.
Wat is dit goed, ik sta, een eenzaam kind,
en breid mijn handen naar den hemel heen,
het is me of in de jaren, die vergleên,
ik ging als levenloos, bleek en verblind,
wist niet wat ik in mijne beên
nog zocht, een ander in het leven vindt.