Sonett-Forum

Normale Version: Uit ‘zomerliederen’
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
I

Zomer, o tijd van bloemen veel, volle rozen: donker-rood,

die in Uw morgen-lichte tuinen geurend open-gaan...

Aromen, die bedwelmend waren, en die ik loom genoot...

O, Zomer zoet, reeds vallen oud en geel Uw blaên...



Zomer, o tijd van zuiver en vòl-groot begeeren,

ik voel Uw weelde-waan vervlieden van mijn oogen...

ik weet een wild gevaar, dat nièt-te-weren

hangt over mij,... ik weet: een dièpen logen.



Zomer gij tijd van stil en vreugde-vol verwachten...

Hoe menigmaal zat ik alleen, hoorde Uw lied

langs alle luchten gaan, trillende teer en zachte...



Hoe menigmaal lag ik in droom verloren:

geèn troost te vinden, en wist ik niet,

dat ik U eeùwig zou behooren.