27.11.2018, 09:53
I
Zomer, o tijd van bloemen veel, volle rozen: donker-rood,
die in Uw morgen-lichte tuinen geurend open-gaan...
Aromen, die bedwelmend waren, en die ik loom genoot...
O, Zomer zoet, reeds vallen oud en geel Uw blaên...
Zomer, o tijd van zuiver en vòl-groot begeeren,
ik voel Uw weelde-waan vervlieden van mijn oogen...
ik weet een wild gevaar, dat nièt-te-weren
hangt over mij,... ik weet: een dièpen logen.
Zomer gij tijd van stil en vreugde-vol verwachten...
Hoe menigmaal zat ik alleen, hoorde Uw lied
langs alle luchten gaan, trillende teer en zachte...
Hoe menigmaal lag ik in droom verloren:
geèn troost te vinden, en wist ik niet,
dat ik U eeùwig zou behooren.
Zomer, o tijd van bloemen veel, volle rozen: donker-rood,
die in Uw morgen-lichte tuinen geurend open-gaan...
Aromen, die bedwelmend waren, en die ik loom genoot...
O, Zomer zoet, reeds vallen oud en geel Uw blaên...
Zomer, o tijd van zuiver en vòl-groot begeeren,
ik voel Uw weelde-waan vervlieden van mijn oogen...
ik weet een wild gevaar, dat nièt-te-weren
hangt over mij,... ik weet: een dièpen logen.
Zomer gij tijd van stil en vreugde-vol verwachten...
Hoe menigmaal zat ik alleen, hoorde Uw lied
langs alle luchten gaan, trillende teer en zachte...
Hoe menigmaal lag ik in droom verloren:
geèn troost te vinden, en wist ik niet,
dat ik U eeùwig zou behooren.