Sonett-Forum

Normale Version: La princesse
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
Gij waart zoò schoon, en dus heb ik U niet gekend

dien laten middag binnen de koelte uwer luchte wanden,

tegen der uren brekend licht hieldt ge 't gelaat wat afgewend

en in Uw schoot een paar verstrooide vogels: Uwe handen...



Gij waart tè schoon,... als een verdroomd en teederlijk pastel

schouwde mijn aandacht U in de opene warande, -

de stille woorden, die ge zeidet, zongen als de zachte bel

van klokken over avondlijk-verzonken landen -



En achter U lagen, onaantastbaar als het zeker weten,

het vreemd bezinnen op d'ieder eigene eenzaamheid,

de tuinen en terrassen, koel en roereloos-gewijd...



en overal, maar in Uw oogen diepst te lezen

speurde ik een ouden droom, dien 'k welhaast was vergeten,

maar in Uw naheid sterk en onafwendbaar komt gerezen.