Sonett-Forum

Normale Version: Schuimbed
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
.

Al stort ge u razend, dondrend langs uw boorden,

Verrukk'lijk woeste en wilde watervallen,

Toch zingt ge een lied voor 't hart der duizendtallen,

Die 's levens roep: ten strijde! jong reeds hoorden.



Geen klanken toch, die beter heugnis stoorden

Aan 's levens laagten: 't zij ze klinkend schallen,

Zacht ruischend murmlen of als donder knallen,

Ze klaatren voort met bruisend wilde akkoorden.



Gij weeldekindren met uw zachte leden,

Terug van de' afgrond: Ach, uw oogen duizlen

En 't hoofd wordt licht, licht als de donzen veder,



Maar wij, mijn Liefste, kalm aan 't diep getreden,

Aanschouwen 't grootsche doorelkander suizlen

En zien met ernst op 't kokend schuimbed neder.