26.11.2018, 11:12
.
Een kleine jongen, achterlijk in 't praten,
Had over straat een stevig koord gespannen;
En al wat aankwam, kinderen, vrouwen, mannen,
Mat met zijn lengten 't vuile slik der straten.
De maan verscheen: - en wat al builen, gaten
Men zich gevallen had; wat potten, pannen
Er splinterden aan gruizels tegen kannen,
Men kon het koord thans zijdelings liggen laten.
Toen is den guit iets anders ingevallen: -
Hij heeft met krijt een dikken streep getrokken
En lachte als lieden zich er bang aan stoorden;
Want wie door 't koord in 't straatvuil was gevallen,
Blijft stokstijf staan, door 't vreemd gezicht verschrokken,
En houdt het krijt voor witgeverfde koorden.
Een kleine jongen, achterlijk in 't praten,
Had over straat een stevig koord gespannen;
En al wat aankwam, kinderen, vrouwen, mannen,
Mat met zijn lengten 't vuile slik der straten.
De maan verscheen: - en wat al builen, gaten
Men zich gevallen had; wat potten, pannen
Er splinterden aan gruizels tegen kannen,
Men kon het koord thans zijdelings liggen laten.
Toen is den guit iets anders ingevallen: -
Hij heeft met krijt een dikken streep getrokken
En lachte als lieden zich er bang aan stoorden;
Want wie door 't koord in 't straatvuil was gevallen,
Blijft stokstijf staan, door 't vreemd gezicht verschrokken,
En houdt het krijt voor witgeverfde koorden.