19.08.2012, 15:37
Karel van de Woestijne
1878 - 1929 Belgien
Uit: ‘aan de eeuwige’.
I.
Vervarelijk festijn voor onverzaadlijk dorsten:
zóó hebben ze u gekend, bij smaad- of smeek-gebaar,
die, donker van begeerte of heller liefde klaar,
van u besmaald misschien, misschien u tarten dorsten.
o Bralle broeiïng van het schroeiïg-heete haar
dat ge als de kromme vlam van eene toortse torschte';
uitdagend dreigement der driest-gedragen borsten;
o buik die glooit en glanst gelijk een beukelaar.
- Zóó kenden ze u. En ik, waar 'k uwe schoonheid schenne;
ik, die me-zelven miek de' in vrees begeerden Man
die u bevrijden kon en sloeg in slaven-ban;
zelfs ik, uw graauwe Heer, wien géén vrouw ooit zal kennen:
hoe bibbert op mijn lip de bede - o wrang bekennen -,
de bede, uw doem te ontvliên, en die 'k niet bidden kàn....
1878 - 1929 Belgien
Uit: ‘aan de eeuwige’.
I.
Vervarelijk festijn voor onverzaadlijk dorsten:
zóó hebben ze u gekend, bij smaad- of smeek-gebaar,
die, donker van begeerte of heller liefde klaar,
van u besmaald misschien, misschien u tarten dorsten.
o Bralle broeiïng van het schroeiïg-heete haar
dat ge als de kromme vlam van eene toortse torschte';
uitdagend dreigement der driest-gedragen borsten;
o buik die glooit en glanst gelijk een beukelaar.
- Zóó kenden ze u. En ik, waar 'k uwe schoonheid schenne;
ik, die me-zelven miek de' in vrees begeerden Man
die u bevrijden kon en sloeg in slaven-ban;
zelfs ik, uw graauwe Heer, wien géén vrouw ooit zal kennen:
hoe bibbert op mijn lip de bede - o wrang bekennen -,
de bede, uw doem te ontvliên, en die 'k niet bidden kàn....