19.08.2012, 14:27
Herman Middendorp
1888 - 1941
Ik wist mijn liefde lijk een kalme nacht;
de duist'r-omhuifde kruinen wuifden niet;
der goud'ne starren lichtwacht lachte zacht,
en roerloos dreven op den stillen vliet
de waterleliën in blanke pracht.
De stilte suisde een toovrig-droomend lied;
ik luisterde aêmloos, met een vroom gedacht,
en lachte en weende, en ik verstond het niet...
Maar plotsling trilden van een verren toren
glasklare klankgeruchten door de lucht;
ontgoocheld hief ik 't hoofd, en met een zucht
van weemoed ben ik langzaam heengegaan.
Heel in de verte kraaide een vroege haan;
toen stierf de nacht en de ochtend werd geboren.
1888 - 1941
Ik wist mijn liefde lijk een kalme nacht;
de duist'r-omhuifde kruinen wuifden niet;
der goud'ne starren lichtwacht lachte zacht,
en roerloos dreven op den stillen vliet
de waterleliën in blanke pracht.
De stilte suisde een toovrig-droomend lied;
ik luisterde aêmloos, met een vroom gedacht,
en lachte en weende, en ik verstond het niet...
Maar plotsling trilden van een verren toren
glasklare klankgeruchten door de lucht;
ontgoocheld hief ik 't hoofd, en met een zucht
van weemoed ben ik langzaam heengegaan.
Heel in de verte kraaide een vroege haan;
toen stierf de nacht en de ochtend werd geboren.