18.08.2012, 18:45
.
Nu is mijn leven als een oud paleis.
Verschoten meubels scharen aan de wanden;
In lage luchters kleine kaarsen branden,
En stof en spinrag schilderde alles grijs.
En van de muren staren al te wijs
Vrouwen en ridders. Met hun vreemde handen
En vijande-oogen, zien ze uit verre landen
Naar mij, die als een vreemde voor hen rijs.
En 's avonds nokt de wind een lamme wijs
In de oude schouwe, waar geen vlam wil branden.
Daar klinkt geen stap, daar zingt geen zang; en 'k peis:
Wat vreugde vroeger deze stilte bande.
En 'k voel, hoe 'k langzaam tot die rust ver-ijs:
Komt niet de dood al in mijn ooge' en handen?
Nu is mijn leven als een oud paleis.
Verschoten meubels scharen aan de wanden;
In lage luchters kleine kaarsen branden,
En stof en spinrag schilderde alles grijs.
En van de muren staren al te wijs
Vrouwen en ridders. Met hun vreemde handen
En vijande-oogen, zien ze uit verre landen
Naar mij, die als een vreemde voor hen rijs.
En 's avonds nokt de wind een lamme wijs
In de oude schouwe, waar geen vlam wil branden.
Daar klinkt geen stap, daar zingt geen zang; en 'k peis:
Wat vreugde vroeger deze stilte bande.
En 'k voel, hoe 'k langzaam tot die rust ver-ijs:
Komt niet de dood al in mijn ooge' en handen?