18.08.2012, 13:53
.
Ik zing de heerlijkheid der Westerluchten,
Wanneer de zon verbloedend langzaam sneeft,
En slechts een wijl haar dagglans overleeft,
Die oov'ral schuwe duisternis deed vluchten.
Thans rijzen sterren op in scheem'rend duchten,
Stil na elkaar; - de gansche hemel beeft
In hunne flikk'ring, die een glorie weeft
Van vonk'lend zilver in de hooge luchten.
Het zonnebloed vloot henen, drop voor drop,
Heel 't Westen purp'rend met zijn roode pracht,
Plaveiend breed de banen van den nacht.
Schouwt thans met eerbied naar den hemel op,
Waar uit der zonne mart'laarsbloed de schaar
Van sterren oprees, grootsch en wonderbaar.
Ik zing de heerlijkheid der Westerluchten,
Wanneer de zon verbloedend langzaam sneeft,
En slechts een wijl haar dagglans overleeft,
Die oov'ral schuwe duisternis deed vluchten.
Thans rijzen sterren op in scheem'rend duchten,
Stil na elkaar; - de gansche hemel beeft
In hunne flikk'ring, die een glorie weeft
Van vonk'lend zilver in de hooge luchten.
Het zonnebloed vloot henen, drop voor drop,
Heel 't Westen purp'rend met zijn roode pracht,
Plaveiend breed de banen van den nacht.
Schouwt thans met eerbied naar den hemel op,
Waar uit der zonne mart'laarsbloed de schaar
Van sterren oprees, grootsch en wonderbaar.