18.08.2012, 09:57
.
't Was avond, toen wij in een gondel gleden
Diep weggezonken in het zwart sameet.
De lucht leek als een wazig zilverkleed
En 't water lag vol vage kostbaarheden.
Wij luisterden: koel murmelde 't beneden,
En langs de piazetta, zoel en wreed,
Deinde muziek; maar werelds liefde en leed
Was als een ziekte in onze jeugd geleden.
Uw hoofd lag zorgloos aan mijn knie gebogen,
Zacht streelden mij uw schemergouden oogen,
Uw haren glansden met diep gouden gloed.
Over ons dreef de roep der gondelieren,
Die wild en vleiend 't donker leven vieren,
Maar rustig en gelukkig ruischte ons bloed.
't Was avond, toen wij in een gondel gleden
Diep weggezonken in het zwart sameet.
De lucht leek als een wazig zilverkleed
En 't water lag vol vage kostbaarheden.
Wij luisterden: koel murmelde 't beneden,
En langs de piazetta, zoel en wreed,
Deinde muziek; maar werelds liefde en leed
Was als een ziekte in onze jeugd geleden.
Uw hoofd lag zorgloos aan mijn knie gebogen,
Zacht streelden mij uw schemergouden oogen,
Uw haren glansden met diep gouden gloed.
Over ons dreef de roep der gondelieren,
Die wild en vleiend 't donker leven vieren,
Maar rustig en gelukkig ruischte ons bloed.