17.08.2012, 21:27
Marie Metz-Koning
1864-1926 Niederlande / Schweiz
Ik zie...
Ik zie in nevels van het onbegrepen
En ongeweten leven, dolend gaan:
De vage menschen in hun vagen Waan,
Met voeten die van slavenketens sleepen.
Ik zie hun zielen, àl van angst beknepen;
Hun daden, zonder zekerheid gedaan;
Hun woorden, die maar aarzlend henen gaan;
Hun oogen, die in logendroomen dweepen.
Hier zie ik lichten, soms, een enklen blik,
En daar een hand, maar in een half gebaar;
Soms zonneluister op wat glanzend haar,
En altijd weer: 't verschrompen als in schrik.
Ik zie de mensche' in vreemde, vage scharen,
Als oude Kinders, die nooit Menschen waren.
1864-1926 Niederlande / Schweiz
Ik zie...
Ik zie in nevels van het onbegrepen
En ongeweten leven, dolend gaan:
De vage menschen in hun vagen Waan,
Met voeten die van slavenketens sleepen.
Ik zie hun zielen, àl van angst beknepen;
Hun daden, zonder zekerheid gedaan;
Hun woorden, die maar aarzlend henen gaan;
Hun oogen, die in logendroomen dweepen.
Hier zie ik lichten, soms, een enklen blik,
En daar een hand, maar in een half gebaar;
Soms zonneluister op wat glanzend haar,
En altijd weer: 't verschrompen als in schrik.
Ik zie de mensche' in vreemde, vage scharen,
Als oude Kinders, die nooit Menschen waren.