Sonett-Forum

Normale Version: De geslagene
Du siehst gerade eine vereinfachte Darstellung unserer Inhalte. Normale Ansicht mit richtiger Formatierung.
‘Eens was ik jong: 'k begeerde een heerlijk leven,

Een leven als geen ander ooit bezat,

Een kleurig kleed. Nog heugt mij hoe ik bad,

Hoe blij 'k mijn wondre wijl begon te weven.



De tijd vervlood en 't werd een kostbre schat!

Maar o eens zag ik vlammen opwaarts beven

En in hun gloed mijn teere weefsel sneven,-

Niets bleef van wat ik zóó had liefgehad.



En in mijn droefheid die zoo diep verwond

Den bangen last der smart niet meer kon torsen

Zocht ik den wellust als een lage hond,-



Ik: nijvre man die zaaide en maaide en bond,

Doch toen hij trad den schoonen oogst te dorschen

In zijne garven slechts lóóze aren vond.’