15.08.2012, 21:42
Daar als een zijden lint het smalle pad
Zich slingert onder 't duistre loof der boomen
Wier stammen den roerloozen vijver zoomen:
Geen wind beweegt, er beeft geen bloem, geen blad,-
Daar treden zij wier schemervage droomen
Hen voeren in geluk, de lichte stad:
Zijn arm houdt sterk haar tengre leest omvat,
Haar kleine hand heeft zacht zijn hand genomen....
O vreugde, o vogelranke broze boot,
Zult ge over levens breede zeeën spoeden
Naar waar ge op lijdens wreede klippen stoot?
Neen, lìefde waakt....ach, ziet hen zij aan zij
Stil-zwijgend gaan, vol hemelschoon vermoeden:
Zij zoo teêr-blijde en zoo benijdbaar beî.
Zich slingert onder 't duistre loof der boomen
Wier stammen den roerloozen vijver zoomen:
Geen wind beweegt, er beeft geen bloem, geen blad,-
Daar treden zij wier schemervage droomen
Hen voeren in geluk, de lichte stad:
Zijn arm houdt sterk haar tengre leest omvat,
Haar kleine hand heeft zacht zijn hand genomen....
O vreugde, o vogelranke broze boot,
Zult ge over levens breede zeeën spoeden
Naar waar ge op lijdens wreede klippen stoot?
Neen, lìefde waakt....ach, ziet hen zij aan zij
Stil-zwijgend gaan, vol hemelschoon vermoeden:
Zij zoo teêr-blijde en zoo benijdbaar beî.