15.08.2012, 21:34
Naar wijsheid zocht ik rusteloos
En in mijns denkens rijke zalen
Weerblonk ze uit fonkelende schalen,
Zwaar van juweelen, vast of broos.
Maar zoo ik 't schoonst gesteente koos
Er nieuwen schat mee te betalen,
'k Zag 't in mijn hand tot doffe kralen
Verschromplen, armlijk, glanzenloos.
Schoon Lief, steeds armer wordt mijn hart,
'k Zie, nutloos glas, àl wijsheids waan
Mijn moede handen eens ontglippen;
En toch, nooit zal dier armoe smart
Mij deren, zien me uw oogen aan
En voel 'k den gloed van uw zeegnende lippen.
En in mijns denkens rijke zalen
Weerblonk ze uit fonkelende schalen,
Zwaar van juweelen, vast of broos.
Maar zoo ik 't schoonst gesteente koos
Er nieuwen schat mee te betalen,
'k Zag 't in mijn hand tot doffe kralen
Verschromplen, armlijk, glanzenloos.
Schoon Lief, steeds armer wordt mijn hart,
'k Zie, nutloos glas, àl wijsheids waan
Mijn moede handen eens ontglippen;
En toch, nooit zal dier armoe smart
Mij deren, zien me uw oogen aan
En voel 'k den gloed van uw zeegnende lippen.