15.08.2012, 21:34
Gloeiend in geurende guirlanden,
Maar blank als 't dons van rijpend ooft,
Zag ik uw goud-omvloeide hoofd
Onder mijn neevlende oogen branden.
En bevend rond uw leden spanden -
Als om een buit, aarzlend geroofd -
En streelden neerwaarts van uw hoofd
Langs heel uw heerlijk lijf mijn handen.
O zoetheid die ik nimmer noem
Van kus en fluistring, zaalge strijd
Van teersten drang en teerst weerstreven!
Toen, siddrend, als een schuchtre bloem
Voor 't zonnegloeien openspreidt,
Hebt gij uw gansch, Schoon Lief, aan mij gegeven.
Maar blank als 't dons van rijpend ooft,
Zag ik uw goud-omvloeide hoofd
Onder mijn neevlende oogen branden.
En bevend rond uw leden spanden -
Als om een buit, aarzlend geroofd -
En streelden neerwaarts van uw hoofd
Langs heel uw heerlijk lijf mijn handen.
O zoetheid die ik nimmer noem
Van kus en fluistring, zaalge strijd
Van teersten drang en teerst weerstreven!
Toen, siddrend, als een schuchtre bloem
Voor 't zonnegloeien openspreidt,
Hebt gij uw gansch, Schoon Lief, aan mij gegeven.