15.08.2012, 18:37
E.G.J. Gimbrère
1891 - 1949
Aan 't galgeven
Vier kloosterlingen, zwart gekleed,
Met witten boord en blinkend kruis,
Staan roerloos in het windgesuis
En denken over dood en leed.
Het water ligt daar blauw en breed,
Waarover laag met flauw geruisch
Een duif zich haast naar 't duivenhuis
- Het water is zoo lief en wreed. -
En plots, weergalmd door duin en woud,
Stijgt op een lied zoo hoog en blij,
Dat mij de weemoed zinkt in 't hart.
Gelukkig, voor wie vreugde houdt
Op leed de overhand! Wee mij!
Ik zie in alles dood en smart!
1891 - 1949
Aan 't galgeven
Vier kloosterlingen, zwart gekleed,
Met witten boord en blinkend kruis,
Staan roerloos in het windgesuis
En denken over dood en leed.
Het water ligt daar blauw en breed,
Waarover laag met flauw geruisch
Een duif zich haast naar 't duivenhuis
- Het water is zoo lief en wreed. -
En plots, weergalmd door duin en woud,
Stijgt op een lied zoo hoog en blij,
Dat mij de weemoed zinkt in 't hart.
Gelukkig, voor wie vreugde houdt
Op leed de overhand! Wee mij!
Ik zie in alles dood en smart!