15.08.2012, 16:33
Heinrich Petermeyer
19tes Jahrhundert
Nog dezen zomer zult gij bij ons zijn,
En uit uw venster zien naar 't bloeien der seringen.
Wellicht voor 't lest zal u de merel zingen
Haar zoete melodieë' in zuivren avondschijn.
Vergeet dan nu de jaren, die vergingen
In lijdzaam dragen van onduld'bre pijn:
Nog dezen zomer zult gij bij ons zijn
En met ons deele' uw vroomste erinneringen.
Straks huivert door den herfst het dorre doodsgerucht
En spreien U een bed de bleeke najaarsboomen.
Zooals naar warmer land de grauwe merel vlucht,
Zweeft dan uw blanke ziel naar land van blanker droomen.
Zacht streelt uw lief gelaat de zoele zomerlucht,
Ach, nog een wijl - dan is de herfst gekomen.
19tes Jahrhundert
Nog dezen zomer zult gij bij ons zijn,
En uit uw venster zien naar 't bloeien der seringen.
Wellicht voor 't lest zal u de merel zingen
Haar zoete melodieë' in zuivren avondschijn.
Vergeet dan nu de jaren, die vergingen
In lijdzaam dragen van onduld'bre pijn:
Nog dezen zomer zult gij bij ons zijn
En met ons deele' uw vroomste erinneringen.
Straks huivert door den herfst het dorre doodsgerucht
En spreien U een bed de bleeke najaarsboomen.
Zooals naar warmer land de grauwe merel vlucht,
Zweeft dan uw blanke ziel naar land van blanker droomen.
Zacht streelt uw lief gelaat de zoele zomerlucht,
Ach, nog een wijl - dan is de herfst gekomen.