14.08.2012, 09:52
Sonnet.
De weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn die denzelven vinden.
Matth. VII:14.
Graag zou ik met mijn God in d' eenzaamheid
Het smalle pad begaan. De schare treedt
Den grooten weg, die veilig is en breed
En vlak en effen ligt en welbereid,
Met afgepaste plichten geplaveid
En meeningen, die ieder kent en weet;
Daar wandelt men gerust en welgekleed....
Het is de weg, die ten verderve leidt!
Maar zoo ik - ik slechts wijs, al d' andren dwaas? -
Den weg verlatende, Gods weg niet vond,
En, nog verward door 't waarschuwend geraas
Der wereld, niet Gods stille stem verstond?
Zoo 't avond werd en duister voor mijn voeten?
- Zou, wie God opgeeft slechts, zijn God ontmoeten? -
De weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn die denzelven vinden.
Matth. VII:14.
Graag zou ik met mijn God in d' eenzaamheid
Het smalle pad begaan. De schare treedt
Den grooten weg, die veilig is en breed
En vlak en effen ligt en welbereid,
Met afgepaste plichten geplaveid
En meeningen, die ieder kent en weet;
Daar wandelt men gerust en welgekleed....
Het is de weg, die ten verderve leidt!
Maar zoo ik - ik slechts wijs, al d' andren dwaas? -
Den weg verlatende, Gods weg niet vond,
En, nog verward door 't waarschuwend geraas
Der wereld, niet Gods stille stem verstond?
Zoo 't avond werd en duister voor mijn voeten?
- Zou, wie God opgeeft slechts, zijn God ontmoeten? -