13.08.2012, 16:31
De dennen wiegen de eeuwig groene kronen
In 't zachte blauw, dat aarde en al omspant,
En in de diepte voor ons ligt het land,
Waar duizend nijvren hof bij hof bewonen:
Hier drijft een landman met de kracht'ge hand
De vore' in de aard, die tijd en arbeid loonen,
Oogst reeds een ander 't ooft, welks roode koonen
De almacht'ge zomerzon heeft rijp gebrand.
En de' ovens langs, waar roode steenen drogen
In 't zelfde zonlicht, kronkt de blauwe stroom,
Dien booten met een zacht geraas bevaren;
Zoo zag ik, wie maar éven leven mogen,
Met wat reeds daar was meer dan duizend jaren,
't Tijdlooze en 't tijdelijke 'als droom van een droom.
In 't zachte blauw, dat aarde en al omspant,
En in de diepte voor ons ligt het land,
Waar duizend nijvren hof bij hof bewonen:
Hier drijft een landman met de kracht'ge hand
De vore' in de aard, die tijd en arbeid loonen,
Oogst reeds een ander 't ooft, welks roode koonen
De almacht'ge zomerzon heeft rijp gebrand.
En de' ovens langs, waar roode steenen drogen
In 't zelfde zonlicht, kronkt de blauwe stroom,
Dien booten met een zacht geraas bevaren;
Zoo zag ik, wie maar éven leven mogen,
Met wat reeds daar was meer dan duizend jaren,
't Tijdlooze en 't tijdelijke 'als droom van een droom.