13.08.2012, 16:06
J. Van der Pant Jr
fl. 1907
Bloei.
Het zonlicht goudt de bleeke bloesembladen,
die teer en blank zijn als mijn blonde bruid
en stil-gelukkig met de zonnedaden
staan z'in den tempel van den daggod uit.
De takken dragen blij den plotsen buit;
zij heffen stoer van trots de vol geladen
ving'ren en als de dag zich heel ontsluit
is 't al één schitter-witte bloei-genade.
Ik zie er naar met wijd verwonderd' oogen
alsof mijn lief daar lachend voor mij stond
en 'k haar in hooge rust zou naad'ren mogen.
M'n voeten treden stil als langs gewijden grond
naar d'effen bloesemvreugde en bewogen
ga ik aanbiddend om haar reinheid rond.
fl. 1907
Bloei.
Het zonlicht goudt de bleeke bloesembladen,
die teer en blank zijn als mijn blonde bruid
en stil-gelukkig met de zonnedaden
staan z'in den tempel van den daggod uit.
De takken dragen blij den plotsen buit;
zij heffen stoer van trots de vol geladen
ving'ren en als de dag zich heel ontsluit
is 't al één schitter-witte bloei-genade.
Ik zie er naar met wijd verwonderd' oogen
alsof mijn lief daar lachend voor mij stond
en 'k haar in hooge rust zou naad'ren mogen.
M'n voeten treden stil als langs gewijden grond
naar d'effen bloesemvreugde en bewogen
ga ik aanbiddend om haar reinheid rond.