12.08.2012, 14:48
.
De bank, waar wij zoo vaak te zamen waren,
Is thans vermolmd onder den ouden boom;
Hoe lang geleên! hoe vlieden mij de jaren,
Maar ook hoe eeuwig levend de' oude droom!
Ach! al dier jaren droefdonkere stroom
Is als één lange nacht voorbijgevaren,
Maar diep daaronder bleef mijn hart in schroom
En heil'ge Aanbidding uw gelaat bewaren.
Dat licht daar altijd - voor zooverre' ‘altijd’
Gezegd mag worden door eens menschen mond -
Maar schoonst, als 't hier, me' een Lente dag kwam dagen...
Nú valt het hout vermolmd op vocht'gen grond,
En, waar 'k zoo blijde U 't Leven heb gewijd
Gaat door den boom des najaars angstig klagen.
De bank, waar wij zoo vaak te zamen waren,
Is thans vermolmd onder den ouden boom;
Hoe lang geleên! hoe vlieden mij de jaren,
Maar ook hoe eeuwig levend de' oude droom!
Ach! al dier jaren droefdonkere stroom
Is als één lange nacht voorbijgevaren,
Maar diep daaronder bleef mijn hart in schroom
En heil'ge Aanbidding uw gelaat bewaren.
Dat licht daar altijd - voor zooverre' ‘altijd’
Gezegd mag worden door eens menschen mond -
Maar schoonst, als 't hier, me' een Lente dag kwam dagen...
Nú valt het hout vermolmd op vocht'gen grond,
En, waar 'k zoo blijde U 't Leven heb gewijd
Gaat door den boom des najaars angstig klagen.